Afgelopen woensdag 26 september heb ik onderstaande tekst uitgesproken bij de presentatie van het eindrapport van de Statenonderzoek naar de procesgang rond het Oostvaarderwold, als voorzitter van de onderzoekscommissie. Het rapport is te vinden door te klikken op deze link.
Welkom bij de presentatie van het rapport van de Onderzoekscommissie Procesgang Oostvaarderswold. Deze presentatie is bedoeld om de resultaten van het onderzoek procesgang Oostvaarderswold in essentie toe te lichten. Na deze inleiding zal ik het rapport aanbieden aan de heer Verbeek, onze Commissaris van de Koningin en voorzitter van Provinciale Staten.
Op 28 maart 2012 besloten Provinciale Staten van Flevoland met algemene stemmen dat het gewenst is een volledig beeld te hebben van de procesgang rond het Oostvaarderswold, een zogenoemde robuuste ecologische verbindingszone tussen de Oostvaardersplassen en het Horsterwold.
Ondanks de vergevorderde voorbereidingen is het tot realisatie van het Oostvaarderswold niet gekomen. Het proces kende een einde nadat het kabinet de steun voor het project introk en de uitspraken van de Raad van State en de bestuursrechter die daar op volgden. Dit heeft bij Provinciale Staten veel vragen opgeroepen over procesgang, fasering en besluitvorming rond het Oostvaarderswold. Voldoende om op initiatief van de heer Siepel van de ChristenUnie unaniem tot het instellen van een feiten onderzoek te besluiten.
Het rapport dat wij vandaag publiceren is het resultaat van het onderzoek waartoe Provinciale Staten toe besloten hebben. De kernvraag is of Provinciale Staten in alle fasen voldoende zijn geïnformeerd om op een juiste manier tot besluitvorming te kunnen komen. Doel van de onderzoekscommissie is te komen tot een zo zuiver mogelijke weergave van de relevante feiten, zonder politieke oordeelsvorming. Die politieke oordeelsvorming vindt volgende week woensdag 3 oktober plaats, in de vergadering van Provinciale Staten.
De procesgang van het Oostvaarderswold is in het rapport omschreven aan de hand van feitencomplexen. Dit omdat relevante feiten niet op zichzelf staan, maar juist samenhangen. De commissie is van mening dat dit rapport een getrouw beeld schetst van het proces rond het project Oostvaarderswold en van de relevante feiten.
Het onderzoek kende een aantal hoofdonderzoeksvragen. Het antwoord op het eerste deel van de vragen kan worden gevonden in de feitencomplexen. Het betreft hier bijvoorbeeld welke afspraken zijn er gemaakt tussen rijk, provincie en overige betrokkenen, hoe is de procesgang verlopen, welke besluiten zijn er genomen en hoe is Provinciale Staten gedurende het gehele proces geïnformeerd? Deze vragen vinden een antwoord in de feitencomplexen.
Het antwoord op het tweede deel van de vragen wordt gevormd door de conclusies. Het gaat dan om vragen als beschikten Provinciale Staten over alle relevante informatie voor besluitvorming? Hebben de Staten een goed oordeel kunnen vormen over de diverse risico’s? En hebben Provinciale Staten hun kaderstellende rol naar behoren kunnen invullen?
Naast een dossieronderzoek zijn interviews gehouden, met betrokkenen binnen en buiten de provincie, zoals de gemeenten Zeewolde en Almere, LTO, SBB, IPO en RWS.
Voor ik in ga op de belangrijkste conclusies, is het van belang op te merken dat het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie helaas niet heeft meegewerkt aan dit Statenonderzoek. Omdat politiek en ambtelijk betrokkenen vanuit het ministerie niet konden worden bevraagd, kan de onderzoekscommissie slechts tot op zekere hoogte conclusies verbinden aan de opstelling en het handelen van het Rijk.
De commissie stelt vast dat doelen en verplichtingen rond Oostvaarderswold voortkomen uit rijksbeleid en dat de provincie ook meermalen door het Rijk tot voortvarendheid is aangespoord. Dit gebeurde in het volste vertrouwen dat het Rijk de realisatie voor een zeer belangrijk deel zou financieren.
Het Rijk heeft echter, vanuit de noodzaak te bezuinigingen, in 2010 geen uitvoering meer gegeven aan verplichtingen van Wet Investeringsbudget Landelijk Gebied, waaruit onder meer Oostvaarderswold betaald zou worden. Het is onder meer in 2010 niet gekomen tot de wettelijk voorgeschreven Midterm Review, waarin de voor Oostvaarderswold essentiële financiering geregeld zou worden. De commissie stelt bovendien vast dat het Rijk in de cruciale tweede helft van 2010 geen andere oplossing heeft kunnen of willen bieden om het Oostvaarderswold te kunnen realiseren.
Dan de belangrijkste conclusies. Gedeputeerde Staten heeft bestuurlijke visie en ondernemingszins getoond door ambities en doelen leidend te laten zijn. Vanaf het vaststellen van het Omgevingsplan in 2006 heeft de provincie voortvarend ingezet op het bijeenbrengen van partners voor het realiseren van Oostvaarderswold. In het meenemen van de tegenstanders is de provincie echter onvoldoende geslaagd, waarbij de risico’s voor het verliezen van draagvlak onvoldoende zijn onderkend.
GS heeft vanaf het begin ingezet op commitment van anderen aan de doelen van Oostvaarderswold, maar heeft onvoldoende gevolgd of ook de financiële toezeggingen van de partners in het project voldoende hard werden gedaan. De rijksbijdrage hoort hier ook bij. Met financiële risico’s die dat meebrengt en met het mogelijk in een andere vorm doorgaan van Oostvaarderswold, is in 2009-2011 onvoldoende rekening gehouden.
Provinciale Staten zijn onvoldoende meegenomen in de gekozen strategie en de risico’s die ermee samenhangen. Elementen van die strategie zijn bijvoorbeeld als onderdeel van een voortgangsrapportage gecommuniceerd, maar nooit als samenhangend geheel aan de Staten voorgelegd. Provinciale staten hebben daardoor in onvoldoende mate kunnen oordelen over keuzes, risico’s en consequenties. Dit hangt ten dele samen met het ontbreken van heldere afspraken over het informeren van Provinciale Staten.
Aan de andere kant zijn Provinciale Staten vanaf het begin kritisch geweest, maar hebben daar onvoldoende gevolg aan gegeven. Provinciale staten hadden moeten doorvragen naar informatie en naar onderbouwing en hadden zo meer invulling moeten geven aan hun controlerende rol.
Zoals gezegd, het politieke oordeel naar aanleiding van deze conclusies is aan Provinciale Staten. De leden van de onderzoekscommissie, statenleden Farid Boundati, Willem Boutkan, Simon Miske, Eduard Plate, Chris Schotman en Sjaak Simonse vertegenwoordigen Provinciale Staten voor dit onderzoek. Het bureau Necker van Naem uit Utrecht is geselecteerd om de onderzoekswerkzaamheden uit te voeren. De onderzoekscommissie spreekt hier haar grote waardering uit voor de wijze waarop de onderzoekers van Necker van Naem in een zeer kort tijdsbestek dit resultaat hebben neergelegd.
De commissie is tevens dank verschuldigd aan de geïnterviewden met wie de onderzoekers hebben gesproken, binnen en buiten de Provincie Flevoland, zowel uit de organisatie als vanuit Gedeputeerde Staten. De onderzoekers noemen de samenwerking voortreffelijk, waarvoor danook onze dank. Een woord van dank is ook op zijn plaats aan Pieter Liedekerken, adjunct griffier van Provincie Flevoland en secretaris van de onderzoekscommissie en Marianne Hoogezand, die hem daarbij ondersteunde.
Pingback: Eindrapport Onderzoekscommissie Procesgang Oostvaarderswold | michiel rijsberman | Nieuwe Driemanspolder | Scoop.it
Pingback: Beweringen over opstappen om het Oostvaarderswold | michiel rijsberman