Gisteren waren de Eerste Kamerverkiezingen. door de leden van Provinciale Staten. En eigenlijk voor het eerst was er ruime media-aandacht voor. En dat heeft vooral laten zien hoe ingewikkeld we het hebben gemaakt.
Het recente verbod op lijstverbindingen heeft de Eerste Kamerverkiezingen er niet simpeler op gemaakt. Het werkt direct in de hand dat er strategisch gestemd wordt. Eerst gaf de lijstverbinding nog wat grip op de restzetelverdeling, nu hebben de partijen daar sturing op doordat ze individuele statenleden anders kunnen laten stemmen. Wat het extra ingewikkeld maakt, is dat de verschillende statenleden niet even zwaar tellen. Ieder statenlid in Nederland telt naar gelang het aantal honderden mensen dat hij vertegenwoordigd. In Flevoland telt een statenlid voor 101 punten. Ik sta voor 10.100 mensen, de hele staten met 39 statenleden samen voor alle 393.900 Flevolanders. Een lid uit Zuid-Holland telt het zwaarst, voor 641 (met 3.525.500 inwoners voor 55 Statenleden). Zeeland is de kleinste, met 98 punten per lid. En als je als partij dan net een klein stukje restzetel overhebt, kan je die heel precies bij een bevriende partij doen uitkomen.
Zo stemde – ongetwijfeld in opdracht van het landelijk bureau – in Flevoland één VVD’er op de PVV (de horror), één PvdA’er op Groenlinks, één PvdA’er op de SP en de enige 50PLUSser op de OSF. Geen van de CDA’ers was dissident. De Flevolandse D66 fractie is het gelukt om op D66 te stemmen.
Lees verder